We zijn alweer terug in Nederland. Tijd voor ons laatste verslag van onze reis door IJsland.
Dit verslag bestaat uit meerdere delen:
1. Lost & found in IJsland
2. De elementen in IJsland
3. Hot water – on the rocks U bevindt zich hier
4. De foto’s – op eenofandere.com
We waren gebleven in Dalvik, op het terras rondom ons huisje, waar de volgende ochtend na de Noorderlichtshow, de sneeuwhoenders en lijsters de buitenboel roze kleurden met vogelpoep. Jawel, het is bessentijd! Het staat er hier vol mee en ze zijn heerlijk.
Vandaag staat een tocht op het programma over de Tröllaskagi Peninsula, naar Siglufjörður en Ólafsfjörður, jawel, fjorden dus. Het was allemaal prima bereikbaar met wat tunnels, maar daardoor zag je weinig van de omgeving. We besloten dus via de bergpas terug te rijden, wat een mooie route was over de zoveelste onverharde weg.
Ons afscheid van het Noorden bestond uit weer een dag met Gedoe. In de ochtend moesten we eerst in Akureyri een sleutel ergens ophalen van ons volgende huisje. (“Sorry, die waren we vergeten toen jullie de boel kwamen ophalen…”) Daarna moesten we naar De Garage, want onze auto begon ondertussen op een kerstversiering te lijken. Er begonnen allerlei lampjes te branden, maar gelukkig nog niets rood of knipperend. (1 lampje ging juist uit als we door de een rivier reden(!) We zijn inmiddels volleerde river-crossers.) Toch maar even naar laten kijken, dus het ochtendprogramma was De Garage. Er bleek niets aan de hand, alleen een overgevoelige Ford (die zijn nogal scheutig met Waarschuwingen).
In de middag gingen we op zoek naar zeehonden op het schiereiland Vatnsnes. Prachtig, ruig, afgelegen, en inderdaad woonden daar de zeehonden. Helaas konden we niet echt dichtbij komen, want het was blijkbaar de tijd van ‘in de baai rondhangen met je neus in de lucht’. Het was al laat, dus op weg voor ons huisje in het westen.
Onze Ford vond helaas van niet. Na een paar kilometer ging er nog meer dashbord-feestverlichting aan, en toen viel ineens alle elektriciteit uit en kon Anke de auto nog net aan de kant van de zandweg krijgen… Starten, niks, starten, tweehonderd meter rijden, auto valt uit, nog meer lampjes, bellen met verhuurbedrijf, nog meer bellen, wachten, meer bellen. De oplossing: er wordt een andere auto gebracht vanuit Reykjavik, met een verwachtte aankomsttijd van over ongeveer drie en een half uur. (Alweer een Ford die onder Anke’s handen is overleden.) Zo stonden we dus bijna zes uur in deze prachtige, ruige en vooral zeeeeeer afgelegen omgeving, waar het koud was zonder verwarming, en pikkedonker. Rond 1 uur in de nacht zagen we twee verlossende lampjes onze kant op komen, en konden we verder rijden naar ons huisje, waar we rond half drie in de nacht aankwamen.
De volgende dag hebben we wat uitgeslapen en zijn we in onze gloednieuwe Nissan Qashqai naar wat watervallen gaan kijken. In de omgeving van Bifröst liggen veel watervallen, warmwaterbronnen, lavatunnels en andere overblijfselen van de heftige vulkaanuitbarstingen die hier geweest zijn.
Ook het Snaefellsnes schiereiland is prachtig en heeft lavavelden waar wat meer begroeiing in de vorm van gras is. Prachtige enorme bergen met een gletsjer, de Snaefellsjökull, steile kliffen waar je door hele smalle kloven kunt lopen tussen het felgroene mos, en basaltformaties in de opspattende zee waar een beeldhouwer trots op zou zijn. Het is hier duidelijk waarom de plaatselijke beschermheilige een trol is de Baldur heet. En ’s avonds alweer Noorderlicht in de hotpot…
Ons laatste huisje lag wat meer in de bewoonde wereld. Het grootste gedeelte van de 300.000 IJslanders woont in het zuiden. Toch ben je ook hier bijna alleen, als je even van de gebaande paden af gaat (en wat niet moeilijk is: neem elke willekeurige afslag van de 1…)
Tijd voor weer wat geothermische activiteiten. Op Reykjanes is een prachtig veld ‘Seltún’ vol fumarolen, kokende modder, sputterende plasjes en aarde in de meest vreemde kleuren blauw, groen, grijs, oker en rood. Op het puntje van het schiereiland vind je de Gunnuhver, de grootste kokende modderpoel van IJsland. Door aardbevingen is het inmiddels veranderd in een soort constante Geiser waar een flinke stoot super heet water onder grote druk uit spuit. Er ligt een dramatische afgebroken bruggetje in. Getuige van de constant veranderende landschappen hier. Zo ben je een modderpoel, en dan een geiser. Zo heb je een boerderij met vruchtbaar land, en zo een waardeloze modderboel vol met as…
Ook hebben we nog even gekeken naar de grootste trekpleisters van IJsland: de Geysir en de Gullfoss. De eerste viel wat tegen. Een geiser, ja, en wat borrelend water er om heen, maar de omliggende boerderijen, enorme restaurants en souveniershops deden wat afbreuk aan de ervaring. De Geysir zelf hebben we niet zien uitbarsten. Die doet het nog maar twee keer per dag sinds wat toeristen er takken en stenen in hebben gegooid. Een aardbeving deed de rest. De Strokkur is minder imposant, maar spuit wel keurig om de 5 minuten een 30 meter hoge wolk van stoom en water.
De Gullfoss is een mooie waterval, maar ook daar was het redelijk druk. We besloten weer tot een onverharde uitstap in de middag naar Kerlingarfjöll. De Kjalevegur, de weg naar het Noorden dwars door de binnenlanden, bleek echter een misselijkmakende verzameling kuilen waar je hobbelend, slinger-de-slanger, met 30 kilometer per uur probeerde om je lunch binnen te houden. Onze ingewanden vonden de tocht wat minder, maar de uitzichten waren spectaculair. Vergezichten in pastel, bergen vol groen, bijna lichtgevend mos, watervalletjes, lavavelden, lege vlaktes met steen, allemaal overgoten door een sausje van wolken en zonlicht.
Door tijdgebrek hebben we de Kerlingarfjöll niet bereikt. Na twee uur hobbelen waren we er nog steeds een uur hobbelen vandaan, en omdat er dus geen tijd meer was, besloten we de twee uur terug te hobbelen. Kerlingarfjöll is een mooi gebied, maar net iets te ver weg.
De laatste dag hebben we vanwege het slechte weer doorgebracht in Reykjavik, een stadje met toch echt een ‘hoofdstad’-gevoel, ondanks dat het zo groot is als Tilburg. Anke wilde een echte IJslandse trui, en verder ook nog wat gewinkeld – wat niet echt leuk is in IJsland, aangezien alles echt heel erg duur is. Als laatste hebben we nog wat tijd doorgebracht in het Nationale Museum, waar vooral was te zien hoe zwaar de bevolking het moet hebben gehad met vulkaanuitbarstingen, weersomstandigheden, onderdrukking, ziekte en honger. Het heeft een stoere en erg vriendelijke groep mensen opgeleverd. Het ruigste van allemaal zijn hier echter de schapen. Ze zijn overal tussen de lavablokken te zien, behalve in de meest ruige gebieden. In weer en wind, overal waar je gaat, wordt je nagekeken door drie herkauwende bolletjes wol.
Het weer was inmiddels duidelijk minder geworden, en er hing een groot pak met wolken boven het zuidwesten. Op onze laatste avond besloten we toch nog even te genieten van de hotpot. Terwijl we omhoog keken naar het wolkenpak ontstond er ineens een gat in de wolken. Er verschenen wat sterren en een keurig mooi noorderlichtgordijntje kwam nog even afscheid nemen. Na vijf minuten was het weer over.
We hebben nu in elk huisje een keer noorderlicht gezien, dus zes keer deze reis. Bofkonten! IJsland is een wild, woest, waanzinnig mooi land. Het is avontuurlijk, bijzonder, puur en magisch. Veel te veel foto’s…
Dit verslag bestaat uit meerdere delen:
1. Lost & found in IJsland
2. De elementen in IJsland
3. Hot water – on the rocks U bevindt zich hier
4. De foto’s – op eenofandere.com